APPEL
Apfelbaum (Duitsland), apple (Groot-Brittannië), pommier (Frankrijk), melo (Italië).
Botanische naam: Malus sylvestris (L.) Mill. (= Pyrus malus L.).
Familie: Rosaceae.
Groeigebied: Europa en Zuidwest-Azië.
Boombeschrijving: Appelbomen zijn sporadisch in een bos te vinden. De boom wordt in talrijke variëteiten gecultiveerd om zijn vruchten. Hoogte 5-6 m, maximaal 9 m, diameter 0,2-0,3 m, zelden groter dan 0,4 m. De lengte van de, meestal kromme, takvrije stam is maximaal 2 m. Tegenwoordig worden voornamelijk zogenaamde laagstammige appelbomen geteeld, waarvan de bruikbare stamlengte en diameter te verwaarlozen zal zijn.
Aanvoer: Zaaghout.
Houtbeschrijving: Het bruinrode kernhout, dat een paarsachtig blauwe gloed kan hebben, is duidelijk te onderscheiden van het brede grijsrode spint. Appel is een harde, vrij stugge houtsoort.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht tot kruisdraad.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (540-)680 (-810) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 760-1040 kg/m3.
Werken: Groot. Het hout kan voor bepaalde doeleinden alleen worden toegepast als het enige jaren is gewaterd en goed is gedroogd.
Drogen: Langzaam, met sterke neiging tot vervormen.
Bewerkbaarheid: Appel laat zich met de hand en met machinaal gereedschap goed bewerken. Indien veel kruisdraad of draadverloop aanwezig is, wordt een kleine snijhoek aanbevolen.
Spijkeren en schroeven: Goed.
Lijmen: Goed.
Buigen: Niet bekend.
Oppervlakafwerking: Goed.
Duurzaamheid: 4.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Niet bekend.
Bijzonderheden: Toepassingen: Betimmeringsornamenten, snij- of beeldhouwwerk, draaiwerk, knoppen en grepen. Verder voor eenvoudige producten in de houtindustrie en in de meubelindustrie als blindwerk (stoffeerregels) en dergelijke.
Kwaliteitseisen:
DENNEN
Andere namen: 1. Tanne, Silbertanne, Tännling, Taxtanne, Weisztanne, Edeltanne, Gemeine Tanne, (Duitsland), (Common) silver fir{*}, European silver fir{*}, European silver pine{*}, Swiss pine{*}, whitewood (Groot-Brittannië), sapin, sapin blanc, sapin commun, sapin epicéa, pesse (Frankrijk), solfgran, silvergran, adelgran (Denemarken, Noorwegen, Zweden), abete bianco, sap, vargno, avezz, tanna, apite, abeto (Italië), Duits dennen, Oostenrijks dennen, Pools dennen, zilverden (Nederland). 2. Grand fir (valt in de white fir groep)(Verenigde Staten). {*} Verwerpelijke naam.
Botanische naam: 1. Abies alba Mill. 2. Abies grandis (Dougl. Ex D.Don) Lindl.
Familie: Pinaceae.
Groeigebied: 1. Midden- en Zuid-Europa, weinig in Nederland. 2. Noord-Amerika, aangeplant in West-Europa.
Boombeschrijving: Hoogte ruim 30 m, maximaal 45 m hoog. Diameter 0,4-0,9 m, maximaal 1,8 m. In tegenstelling tot de fijnspar (vuren) staan de takken van de zilverden tamelijk loodrecht op de stam, waardoor in het dennenhout meestal ronde kwasten aanwezig zijn.
Aanvoer: Gekantrecht hout, herkomst Midden-Europa, meestal gemengd met vurenhout.
Houtbeschrijving: Kleur wit tot grauwwit met soms een paarsachtige gloed. Er is geen kleurverschil tussen kernhout en spint. De meestal ronde kwasten zijn zeer hard, zitten soms los en hebben vaak een bruinzwarte kleur. Soms zijn enigszins donkerder (lichtbruine) banen in het hout te zien. Deze worden veroorzaakt door de aanwezigheid van drukhout (reactiehout), wat een natuurlijk gebrek is. De aanwezigheid van drukhout kan het hout bros maken. Ook kan in dit hout abnormale lengtekrimp optreden. De uit Midden-Europa ingevoerde partijen naaldhout bestaan overwegend uit vuren (picea abies) met een klein deel dennen. Dennen is meestal wat grover van structuur dan Noord-Europees vuren en bevat geen harsgangen. Dit in tegenstelling tot vuren (dit is met de 10 x vergrotende loep op het kopse vlak goed zichtbaar).
Houtsoort: naaldhout
Draad: Recht.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (350-)450 (-550) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 650-1200 kg/m3.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Matig snel, neiging tot vervorming is aanwezig. Een zorgvuldige stapeling kan dit zoveel mogelijk tegengaan. Kwasten kunnen gaan splijten. Gezaagd hout dient direct na het zagen op latten te worden gezet om verkleuring door aantasting van blauwschimmel te voorkomen. Aanwezigheid van drukhout en schuin draadverloop veroorzaken bij het drogen krom- en scheluwtrekken van het hout.
Bewerkbaarheid: Dennen laat zich, zowel met de hand als met machinaal gereedschap, gewoonlijk gemakkelijk bewerken. Doordat het hout vrij zacht is, is het gebruik van scherp gereedschap noodzakelijk om een glad oppervlak te verkrijgen.
Spijkeren en schroeven: Goed.
Lijmen: Goed.
Buigen: Slecht.
Oppervlakafwerking: Matig met oplosmiddelhoudende verf en met een watergedragen systeem.
Duurzaamheid: Kernhout Schimmels 4. Hylotrupes G. Anobium G. Termieten G. Spint Hylotrupes G. Anobium G.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 2-3. Spint 2v.
Bijzonderheden:
Toepassingen: Dennen wordt voor constructieve toepassingen gebruikt als vuren. Dennen is echter niet geschikt voor toepassingen waar iets betere kwaliteit wordt gevraagd zoals bijvoorbeeld kozijnen, deuren, trappen, meubelen enz. Verder wordt dennen gebruikt voor emballagedoeleinden en kaasplanken. Dennen bevat namelijk geen hars en verspreidt geen geur. Bovendien wordt het voor kratten, kisten en vaten, spaanplaat- en triplexindustrie gebruikt.
Kwaliteitseisen: Dennen wordt genoemd in de BRL 0601, Houtverduurzaming onder vacuüm en druk. Betreft de impregneerbaarheid van de houtsoort.
DOUGLAS/OREGON PINE
Andere namen: Inlands douglas, (in België, Duitsland en Nederland aangeplant), Europees douglas, Oregon pine (België, Nederland), douglas fir, douglas spruce, red fir, yellow fir (Verenigde Staten), Oregon pine (Canada), Douglasie (Duitsland), oregon (Frankrijk).
Botanische naam: Pseudotsuga menziesii (Mirb.) Franco (= P. taxifolia Britt.).
Familie: Pinaceae.
Groeigebied: Het westen van Noord-Amerika. Aangeplant in Europa, Nieuw-Zeeland en Australië.
Boombeschrijving: Hoogte 40 tot 60 m, maximaal 90 m. De rechte cilindrische takvrije stam is gemiddeld 20 m lang en heeft een diameter van 1,0-2,0 m, maximaal 4,5 m. Het in Nederland en België gegroeide douglas heeft minder grote afmetingen. De jonge bomen stoten hun takken moeilijk af en het hout is daarom nabij het hart kwastrijk. Op hogere leeftijd wordt het rechtdradige, kwastvrije hout gevormd.
Aanvoer: Vierzijdig bezaagde balken, gekantrecht hout, triplex en heipalen.
Houtbeschrijving: Douglas heeft vers meestal een licht geelbruine kleur die aan licht en lucht op den duur verkleurt tot fraai oranjeachtig geelbruin. Van snel gegroeide, tamelijk jonge bomen is het hout meer roodachtig en het wordt in Verenigde Staten dan ook wel red fir genoemd, in tegenstelling tot yellow fir voor langzaam gegroeid fijnjarig hout dat geler is. Het witachtige spint is bij oude dikke bomen (old growth) maximaal 40-50 mm en bij jongere aanplant (second growth) 70-80 mm breed. Afhankelijk van het groeigebied (kuststreken of gebergte) is niet alleen de kleur maar zijn ook de volumieke massa en de sterkte variabel. Het in Nederland geïmporteerde hout is in de regel uit de kuststreken afkomstig. Douglas is harshoudend, waardoor soms vettige vlekjes of streepjes op het geschaafde oppervlak zichtbaar zijn. Ook komen, volgens de groeiringen verlopende, met hars gevulde holten (zogenaamde harszakken) voor. Door het kleurcontrast tussen het vroeg- en laathout van de groeiringen vertoont het kwartiers en halfkwartiers gezaagd hout een duidelijke streeptekening en dosse gezaagd hout een vlamtekening. Het in Europa gegroeide douglas is in uiterlijk en eigenschappen vergelijkbaar met het \”second growth\” uit Noord-Amerika. Het in Nederland groeiende hout dat onder de naam inlands douglas wordt verhandeld, is door de bredere groeiringen grover van structuur dan het geïmporteerde hout. Het bevat veelal brede banden dicht laathout die er voornamelijk de oorzaak van zijn dat het hout een behoorlijke sterkte heeft.
Houtsoort: naaldhout
Draad: Recht. Soms ook spiraalgroei en golvende draad.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (410-)480- 500-540(-800) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 640 kg/m3 (Oregon pine). (410-)470-510-520(-800) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 640 kg/m3 (Europees douglas).
Werken: Middelmatig.
Drogen: Het hout droogt snel zonder veel neiging tot scheuren en vervorming. Kwasten gaan gauw los zitten en hebben de neiging om te splijten. Douglas heeft een hoog harsgehalte en is bestemd voor toepassingen binnenshuis waarbij het van een oppervlakafwerking wordt voorzien. Het kan het best versneld worden gedroogd. De overtollige hars wordt zo automatisch verwijderd, hetgeen voor sommige toepassingen noodzakelijk is. Het drogen van zwaardere maten van 80 mm en dikker is doorgaans moeilijker. In dosse gezaagd hout ontstaan gemakkelijk droogscheuren.
Bewerkbaarheid: De bewerking met handgereedschappen is niet eenvoudig. Machinale bewerking levert weinig moeilijkheden op, mits scherp gereedschap wordt gebruikt.
Spijkeren en schroeven: Goed, maar voorzichtig behandelen in verband met de kans op splijten.
Lijmen: Goed.
Buigen: Slecht.
Oppervlakafwerking: Vereist voorbehandeling. Bij afwerkmiddelen op basis van polyester kan de droging vertraagd en de filmvorming verhinderd worden. Oppervlakafwerkingen hechten op droog (maar eerst ontvet) douglas goed. Later uitzwetende hars kan de aangebrachte lagen echter zodanig beïnvloeden dat het wel eens nodig kan zijn het hout weer van de lagen te ontdoen en met thinner te ontvetten, waarna weer een nieuw afwerksysteem wordt opgebracht. Uit testen met Nederlands douglas bleek de afwerkbaarheid goed, met oplosmiddelhoudende en met watergedragen verfsystemen.
Duurzaamheid: Douglas, Europees schimmels 3-4. Termieten G. Spint Hylotrupes G. Anobium G. Oregon pine schimmels 3. Termieten G. Spint Het spint is minder gevoelig voor blauw als vuren en veel minder als grenenspint. Hylotrupes G. Anobium G.
Sterkteklasse: Nederlands douglas is volgens NEN 5498 ingedeeld in sterkteklasse: – K17 (kwaliteitsklasse C, KVH 2000). – K22 (kwaliteitsklasse A/B, KVH 2000). – K33 (kwaliteitsklasse A)
Impregneerbaarheid: Douglas, Europees Kernhout 4. Spint 2-3. Oregon pine Kernhout 4. Spint 3.
Bijzonderheden: Het in Noord-Amerika gegroeide hout heet in Noord-Amerika douglas fir. Het uit Noord-Amerika geïmporteerde douglas fir wordt hier in de handel Oregon pine genoemd. Het in West-Europa gegroeide hout wordt douglas genoemd.
Toepassingen: Douglas is, dankzij de gunstige sterkte-eigenschappen en de grote afmetingen waarin het te koop is, voor zeer veel toepassingen geschikt. In de bouw zowel voor binnen- en buitenwerk, bijvoorbeeld ramen en kozijnen, deuren (met kwartiers gezaagde stijlen en dorpels), riftvloeren (vloeren van kwartiers gezaagde delen), binnen- en buitenbetimmeringen, pergola\’s en hekken. Zwaar balkhout wordt onder andere voor dragende constructies toegepast. Aangezien douglas behoorlijk bestand is tegen zuren, wordt het ook voor vaten en kuipen voor de chemische industrie gebruikt. Bekende toepassingen zijn ook ladderbomen, turngereedschap (bijvoorbeeld banken, evenwichtsbalken, wandrekken), carrosseriebetimmeringen, lijsten, stelen, stokken en meubelen. In Amerika wordt het ook gebruikt voor dwarsliggers (verduurzaamd), pijpleidingen en spantconstructies. Verder voor de jachtbouw, zoals dekjes, huiden, spanten, masten, kano\’s, roeiriemen enz. Douglas is ook in de vorm van fineer in de handel verkrijgbaar. Tevens wordt douglas in enorme hoeveelheden voor de vervaardiging van constructietriplex gebruikt (Douglas fir plywood). West-Europees douglas wordt gebruikt voor allerlei soorten palen (heiningpalen, boompalen, perkoenpalen, heipalen). Het gezaagde hout wordt gebruikt voor damwand, voor al of niet gekantrecht potdekselwerk (over elkaar vallende delen gevelbekleding) en ook voor binten, balken en gordingen.
Kwaliteitseisen: Voor douglas en Oregon pine zijn Nederlandse normen verschenen in de serie Kwaliteitseisen voor Hout (KVH 1980), in 1988 NEN 5468 Houtsoort Europees douglas en in 1989 NEN 5470 Houtsoort Oregon pine. Oregon pine en douglas zijn genoemd in de KVT\’95, Kwaliteit van houten gevelelementen. Dit betekent dat met Oregon pine en douglas kozijnen met KOMO-productcertificaat kunnen worden vervaardigd. Oregon pine en douglas worden genoemd in de beoordelingsrichtlijnen (BRL): – BRL 0601 Houtverduurzaming onder vacuüm en druk. Betreft de impregneerbaarheid van de houtsoort. – BRL 2301 Naaldhout. – BRL 2351 Mestbassins van hout. – BRL 2905 Gezaagd Europees naaldhout voor waterbouwkundige toepassingen. – BRL 9021 Houten buitenbergingen.
EIKEN, EUROPEES
Andere namen: Belgisch, Duits, Frans, inlands, Pools, Roemeens, Slavonisch, Spessart eiken, afhankelijk van de herkomst (Nederland), chêne (Frankrijk), Eiche (Duitsland), oak (Groot-Brittannië).
Botanische naam: Quercus petraea (Mattuschka) Lieblein (= Q. sessiliflora Salisb.), Q. robur L. (= Q. pedunculata Ehrh.).
Familie: Fagaceae.
Groeigebied: Europa en Klein-Azië.
Boombeschrijving: Hoogte 18-30 m, maximaal 45 m. De rechte takvrije stam is maximaal 15 m lang en heeft een diameter van 1,2-1,8 m. De eikenboom kan een hoge leeftijd (400 jaar) bereiken.
Aanvoer: Zaag- en fineerhout, ongekantrecht hout, gekantrecht hout en fineer en eindproducten.
Houtbeschrijving: Eiken kernhout heeft een geelbruine tot donkerbruine kleur en steekt duidelijk af tegen het 25-50 mm brede bleekbruine spint. Kwartiers gezaagd hout vertoont karakteristieke glanzende \”spiegels\”, veroorzaakt door de brede stralen. Het hout is ringporig waardoor op het dosse vlak een vlamtekening ontstaat. Structuur en kwaliteit variëren afhankelijk van de groeicondities. Zo is Slavonisch eiken langzaam en gelijkmatig gegroeid, heeft het een rechte draad en een egale tint en het is zacht en gemakkelijk te bewerken. Eiken uit Polen is taaier en harder. Inlands eiken is meestal harder, zwaarder en vaster, sterker maar ook grover dan geïmporteerd eiken. Eiken heeft een hoog looistofgehalte, waardoor metalen in contact met eiken snel corroderen.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht.
Nerf: Matig grof tot grof.
Volumieke massa: (500-)670- 710-760(-970) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 900-1200 kg/ m3.
Werken: Middelmatig (VM ± 640 kg/m3. Groot (VM ± 725 kg/m3.
Drogen: Zeer langzaam. Enige neiging tot scheuren, vervorming, collaps en verkleuringen zijn daarbij aanwezig, vooral in de eerste droogperiodes. Aanbevolen wordt kops hout van een afdichtingsmiddel te voorzien om kopscheuren te vermijden. Eiken laat zich met de nodige voorzorgen echter prima drogen.
Bewerkbaarheid: De bewerkbaarheid is sterk afhankelijk van de volumieke massa. Eiken laat zich in het algemeen echter gemakkelijk, zowel met machines als met de hand, bewerken, draaien en frezen. Bij het schaven van eiken wordt een gereduceerde spaanhoek aanbevolen om een glad oppervlak te verkrijgen. Inlands eiken is over het algemeen harder, zwaarder en vaster, sterker maar ook grover van structuur dan de geïmporteerde eikesoorten. Eiken werkt, eenmaal tot de vereiste droogtegraad gedroogd, middelmatig. Er moet echter steeds de voorkeur aan worden gegeven om voor speciale doeleinden kwartiers gezaagd hout toe te passen (voor deuren, vloeren en ramen).
Spijkeren en schroeven: Matig. Voorboren wordt aanbevolen. Roestvast bevestigingsmateriaal wordt aanbevolen, anders ontstaat blauwzwarte verkleuring in contact met ijzer en in contact met koper of messing lichtbruine verkleuring.
Lijmen: Goed.
Buigen: Zeer goed.
Oppervlakafwerking: Goed. Eiken leent zich uitstekend voor beitsbehandeling, roken, logen e.d. Bij het gebruik van (blanke) watergedragen afwerkmiddelen dient rekening te worden gehouden met het hoge looizuurgehalte.
Duurzaamheid: Schimmels 2. Anobium G. Termieten M. Het spint is gevoelig voor aantasting door Lyctus.
Sterkteklasse: Pools eiken is bij een beperkte proef in 2000, volgens NEN 5498:1997, ingedeeld in sterkteklasse K24. De bij Pools eiken behorende visuele sorteercriteria betreffen het kwastaandeel van ten hoogste 0,3 en het draadverloop van ten hoogste 1:10. Zie voor de overige toelaatbare onvolkomenheden bij de toepassingscategorieën de Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 5493; 1999, Kwaliteitsrichtlijnen voor loofhout in waterbouwkundige werken. De verwachting is dat bij een groter aantal proeven met Pools eiken, of het uitbreiden van het groeigebied, een hogere sterkteklasse-indeling haalbaar is.
Impregneerbaarheid: Kernhout 4. Spint 1.
Bijzonderheden: Nat hout is corrosief in contact met ijzer. Blauwzwarte verkleuringen zijn het gevolg van de reactie tussen ijzer en het looizuur (tannine) in het hout. Eiken in contact met cement of beton zal het uitharden hiervan vertragen. Het in Nederland gegroeide Amerikaans eiken, dat als inlands Amerikaans eiken in de handel wordt gebracht, is afkomstig van Quercus rubra Du Roy (zie Amerikaans rood eiken). Mos eiken of Turks eiken, Turkey oak, chêne chevelu of zerreiche, Quercus cerris, groeigebied zuid-Europa en Zuidwest-Azië, lijkt wat houteigenschappen betreft op Europees eiken. Het heeft soms een roodachtige tint. Volumieke massa tussen (710-)770(-870) kg/m3. Werken groot. Droogt zeer langzaam, waarbij scheurvorming en vervorming vrijwel niet zijn te voorkomen. Te bewerken als Amerikaans rood eiken. Buigen zeer goed. Duurzaamheid tegen schimmels 3, termieten M. Het spint is gevoelig voor aantasting door Lyctus en Hesperophanes. Impregneerbaarheid van het kernhout 4, spint 1. De toepassingen zijn beperkt door de slechte droogeigenschappen en de grote hoge krimp gedurende het drogen. Mogelijk toepasbaar voor zware constructies en klein foutvrij hout voor buigwerk en snijfineer van zware uitgezochte stammen. Japans eiken, Quercus mongolica Fisch. ex Turcz. var. grosseserrata (Bl.) Rehd. et Wils. en Quercus spec. div., is geelbruin tot grijsbruin van kleur met weinig glans en is hierdoor te onderscheiden van de Europese eikensoorten. Over het algemeen is Japans eiken zachter, losser en lichter van structuur. Japans eiken heeft meestal veel meer groeiringen per 10 mm dan enige andere eikensoort en is daardoor geschikt om als buighout te worden toegepast. Japans eiken krimpt meer dan de andere eikensoorten en de zogenaamde spiegel, die speciaal voor panelen wordt gezocht, is weinig opvallend. Toepassing voornamelijk als buighout voor stoelrompen. Verder als andere eikensoorten, uitgezonderd constructiebouw en buitenwerk. Japans eiken wordt in tegenstelling tot vroeger nog maar weinig geïmporteerd.
Toepassingen: Het is niet mogelijk al de toepassingsmogelijkheden van eiken weer te geven. In vrijwel iedere industrie en vrijwel overal is het hout toe te passen, zowel voor constructiehout, op scheepswerven, bij bruggenbouw en waterwerken, als in de chemische industrie, de meubel-, speelgoed-, sportartikelen-, carrosserie- en landbouwmachine-industrie. Tevens voor kozijnen, ramen, deuren, parket- en strokenvloeren, triplex en fineer, remmingwerken, brugdekken, stortkokers, leuningen, wagon- en scheepsvloeren, kerkmeubelen en gereedschappen. Het inlands eiken wordt speciaal toegepast voor constructiehout (herstellen van oude gebouwen) kozijnen, ramen, balken, bedrijfsvloeren, laddersporten (essen is beter), scheepskielen en -huiden, dwarsliggers, remmingwerken, brugdekken, palen, sluisdeuren, dukdalven, walbeschoeiingen enz. Europees eiken is onvervangbaar voor de vervaardiging van vaten voor wijn, sherry, cognac en andere alcoholische dranken die veel van hun smaak ontlenen aan de in eiken aanwezige looizuren.
Kwaliteitseisen: Europees eiken staat genoemd in de Nederlandse praktijkrichtlijn NPR5493:1999, Kwaliteitsrichtlijnen voor loofhout in waterbouwkundige werken. Voor Europees eiken zijn in 1983 twee Nederlandse normen verschenen in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 1980), NEN 5476 Houtsoort Europees eiken. Ongekantrecht en NEN 5477 Houtsoort Europees eiken. Gekantrecht. Europees eiken voldoet aan de eisen, genoemd in de beoordelingsrichtlijn (BRL) 2908/01 Houten deuvels.
EIKEN, AMERIKAANS ROOD (groeit ook in Nederland)
Andere namen: Rood eiken, inlands Amerikaans eiken (Nederland), American red oak (Groot-Brittannië), roteiche (Duitsland) chêne rouge d\’Amerique (Frankrijk), red oak, northern red oak, southern red oak (Verenigde Staten).
Botanische naam: Quercus rubra Du Roy, Q. falcata Michx. Q. shumardii Buck., Q. spec. div..
Familie: Fagaceae.
Groeigebied: Oostelijk Noord-Amerika, aangeplant in Europa.
Boombeschrijving: Tamelijk snel groeiende boom, gemiddelde hoogte 20-25 m, met een diameter van 0,6-1,0 m. Onder zeer gunstige omstandigheden is een hoogte van 40 m met een diameter van 1,5 m mogelijk. Alleenstaande bomen ontwikkelen een dichte torenvormige kroon op een rechte ronde stam. De bladeren verkleuren in de herfst tot dieprood.
Aanvoer: Gekantrecht hout.
Houtbeschrijving: Amerikaans rood eiken is een ringporige, roodachtig lichtbruin gekleurde houtsoort en wijkt dus duidelijk af van het geelbruine tot middelbruine Amerikaans wit eiken. Voor blank werk is het gemengd gebruik van deze twee houtsoorten dan ook absoluut af te raden. Het 25 tot 35 mm brede spint heeft een geelwitte tot bleekroze tint. Nat hout is corrosief ten opzichte van ijzer. Blauwzwarte verkleuringen zijn het gevolg van de reactie tussen ijzer en het looizuur (tannine) in het hout. Rood eiken is wat grover van structuur dan wit eiken. Rood eiken heeft geen thyllen in de vaten (de vaten zijn dus niet verstopt, zoals bij wit eiken), zodat het indringen van houtaantastende organismen onder vochtige omstandigheden gemakkelijk kan plaatsvinden. Het hout is daarom minder duurzaam dan wit eiken. Rood eiken uit de zuidelijke staten van Noord-Amerika groeit sneller dan dat uit de noordelijke staten. Het heeft daardoor hout met bredere groeiringen en levert harder en iets zwaarder hout dat meer werkt.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht.
Nerf: Grof.
Volumieke massa: (650-)700 (-800) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 1000 tot 1100 kg/m3.
Werken: Groot.
Drogen: Langzaam, gelijk aan andere eikensoorten, neiging tot scheurvorming en collaps is aanwezig.
Bewerkbaarheid: Amerikaans rood eiken is, zowel met de hand als machinaal, vrij goed te bewerken. Het zachtere, langzaam gegroeide hout is gemakkelijker te bewerken dan het snel gegroeide, hardere en taaiere hout. Het is goed te draaien en te frezen. Na stomen is het goed tot fineer te schillen of te snijden.
Spijkeren en schroeven: Goed. Voorboren wordt aanbevolen. Om corrosie te voorkomen geen ijzeren bevestigingsmiddelen gebruiken.
Lijmen: Matig.
Buigen: Zeer goed.
Oppervlakafwerking: Goed. Loog- en beitsbehandelingen leveren minder goede resultaten op dan bij wit eiken.
Duurzaamheid: Schimmels 4. Termieten G. Het spint is gevoelig voor aantasting door Lyctus.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 2-3. Spint 1. De afwezigheid van thyllen maakt dat Amerikaans rood eiken goed te verduurzamen is. Na deze behandeling staat de duurzaamheid gelijk met ander verduurzaamd eikenhout (voor bijvoorbeeld dwarsliggers).
Bijzonderheden:
Toepassingen: Meubelen, betimmeringen, fineer en triplex, parket- en strokenvloeren, carrosseriebouw, trappen, speelgoed en andere houtwaren. De afwezigheid van thyllen maakt het hout ongeschikt voor bijvoorbeeld wijnvaten (poreus) en scheepshuiden. Dit neemt echter niet weg dat het voor talloze andere doeleinden (voornamelijk binnenshuis) wél geschikt is.
EIKEN, AMERIKAANS WIT (groeit ook in Nederland)
Andere namen: Wit Amerikaans eiken (België), Chêne blanc d’Amérique (Frankrijk), Amerikanische Weisseiche (Duitsland), American white oak (Groot-Brittannië) 1. True white oak. 2. chestnut oak, rock oak. 3. post oak. 4. overcup oak. 5. swamp chestnut oak, basket oak. 6. bur oak. 7. swamp white oak. 8. chinquapin oak. 9. live oak (Noord-Amerika).
Botanische naam: 1. Quercus alba L. 2. Quercus montana Willd. 3. Quercus stellata Wangenh. 4. Quercus lyrata Walt. 5. Quercus michauxii Nutt., Q. prinus L. 6. Quercus macrocarpa Michx. 7. Quercus bicolor Willd. 8. Quercus mühlenbergii Engelm. 9. Quercus virginiana L.
Familie: Fagaceae.
Groeigebied: Het beste Amerikaans wit eiken groeit, afhankelijk van de soort, voornamelijk in de oostelijke helft van Noord-Amerika en Zuidoost-Canada.
Boombeschrijving: Afhankelijk van de groeiomstandigheden 25-38 m hoge boom, lengte takvrije stam 12-15 m, diameter 0,9-1,2 m, maximaal 1,6 m.
Aanvoer: Als zaag- en fineerhout, gekantrecht hout en fineer.
Houtbeschrijving: Kwartiers gezaagd hout vertoont karakteristieke glanzende “spiegels”, veroorzaakt door de brede stralen. Het hout is ringporig waardoor op het dosse vlak een vlamtekening ontstaat. Structuur en kwaliteit variëren naar gelang de groeicondities. Het kernhout is bleek geelbruin tot middelbruin. Het spint is bijna wit.
Houtsoort: loofhout
Draad: Meestal recht.
Nerf: Matig grof tot grof.
Volumieke massa: (670-)730- 750(-820) kg/m3 bij 12% vochtgehalte. Het is wat zwaarder dan Europees eiken.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Vrij langzaam. Enige neiging tot scheuren en collaps is daarbij aanwezig.
Bewerkbaarheid: Amerikaans wit eiken uit het Appalachian-gebied is meestal langzaam gegroeid en produceert vrij licht, mild te bewerken hout. Eiken uit de zuidelijke staten groeit snel, heeft dus brede groeiringen en levert harder en taaier hout dat wat moeilijker te bewerken is. Het laat zich, zowel met handgereedschap als met machinaal gereedschap, vrij goed verwerken.
Spijkeren en schroeven: Goed. Voorboren wordt aanbevolen. Roestvast bevestigingsmateriaal wordt aanbevolen, anders bestaat gevaar voor blauwzwarte verkleuring in contact met ijzer. In contact met koper of messing ontstaat er lichtbruine verkleuring.
Lijmen: Goed.
Buigen: Goed.
Oppervlakafwerking: Goed. Leent zich goed voor beitsbehandelingen, roken, logen e.d.
Duurzaamheid: Schimmels 2-3. Anobium G. Termieten M. Het spint is gevoelig voor aantasting door Lyctus.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 4. Spint 2.
Bijzonderheden: Nat hout is corrosief in contact met ijzer. Blauwzwarte verkleuringen zijn het gevolg van de reactie tussen ijzer en het looizuur (tannine) in het hout. Eikenhout in contact met cement of beton zal het uitharden hiervan vertragen. Wit eiken is te onderscheiden van rood eiken aan de thyllen, die de houtvaten verstoppen. Dit in tegenstelling tot Amerikaans rood eiken dat geen thyllen in de vaten heeft en dus veel “poreuzer” is. Bovendien is rood eiken enigszins roodachtig van kleur. Het in Nederland groeiende Amerikaans eiken, dat als inlands Amerikaans eiken in de handel wordt gebracht, is afkomstig van Quercus rubra Du Roy (zie Amerikaans rood eiken).
Toepassingen: Meubelen, geveltimmerwerk, scheepshuiden, vloeren, traptreden, trapleuningen, constructiehout, vaten (in Noord-Amerika speciaal voor whiskeyvaten), speelgoed en verder voor alle normale toepassingen zoals bij Europees eiken.
Kwaliteitseisen:
ESDOORN
Andere namen: 1. Europees esdoorn (Nederland), Ahorn, Bergahorn (Duitsland), érable, sycomore (Frankrijk), maple, sycamore (Groot-Brittannië). 2. Amerikaans hard esdoorn, hard maple, sugar maple, black maple. 3. Amerikaans zacht esdoorn, zacht maple, red maple, silver maple. Botanische namen 1. Acer platanoides L., A. pseudoplatanus L., A. spec. div.. 2. Acer saccharum MARSH., A. nigrum Michx.f. 3. Acer rubrum L., A. saccharinum L.
Botanische naam:
Familie: Aceraceae.
Groeigebied: 1. Europa, West-Azië. 2. en 3. Oostelijk Noord-Amerika en Canada.
Boombeschrijving: De afmetingen zijn sterk afhankelijk van de groeiplaats en de bodemgesteldheid. Normaal wordt de boom 20-25 m hoog (maximaal 30 m) en kan hij een diameter van 1,50 m bereiken. Gegroeid onder Europese bosomstandigheden kan een rechte en cilindervormige takvrije stam van 15 m worden verkregen met een diameter van 0,3-0,6 m. Hard maple kan een hoogte bereiken van 40 m met een 20 m lange takvrije stam.
Aanvoer: Zaaghout (Europees esdoorn) en gekantrecht hout (Amerikaans esdoorn).
Houtbeschrijving: Europees esdoorn is een fraaie blanke houtsoort met een wit- tot crèmeachtige kleur die aan het daglicht blootgesteld lichtgeel wordt. Om dit verkleuren tegen te gaan, maakt men wel gebruik van speciale vernissoorten en/ of bleekmiddelen. Tussen kernhout en spint van esdoorn bestaat geen of weinig kleurverschil. Over het algemeen vertoont het hout een gelijkmatige structuur. Door een vrij scherpe begrenzing van de groeiringen is op het kwartierse vlak meestal een fijn streepdessin en op het dosse vlak een bescheiden vlampatroon waar te nemen. Kenmerkend zijn de kleine spiegeltjes op het kwartierse vlak en de enigszins zijdeachtige glans. Bij oudere bomen kan een bruinachtige kern of donkerbruine streepvorming voorkomen. Dit geldt ook voor het Amerikaans soft maple dat ongeveer 25% zachter is dan hard maple. De kleur van hard en soft maple is sterk afhankelijk van plaats van herkomst. Ook van deze soort is het hart van oude bomen nogal eens donker verkleurd. In esdoorn kunnen mergvlekken voorkomen, veroorzaakt door insecten.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht, soms golvend of wat warrig. Hout met regelmatig golvende draadrichting wordt voor sommige toepassingen (bijvoorbeeld muziekinstrumenten) zeer gewaardeerd. Amerikaans esdoorn levert soms ook fraai \”gemoest\” hout (het zogenaamde bird\’s-eye maple).
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: 1. (530-)610- 640-680(-800) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 750-900 kg/m3. 2. 720 kg/m3 bij 12% vochtgehalte. 3. 540 kg/m3 bij 12% vochtgehalte.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Langzaam. Europees esdoorn is aan de lucht goed te drogen, maar heeft een sterke neiging tot donker verkleuren. Door het houtoppervlak snel te laten aandrogen, kan de neiging tot verkleuren worden verminderd. Bij versneld drogen moet, als verkleuring van het hout zoveel mogelijk moet worden vermeden, de temperatuur lager dan 50 °C worden gehouden. Drooglatten tekenen snel af op droog esdoorn.
Bewerkbaarheid: Esdoorn is, zowel met de hand als machinaal, gemakkelijk te bewerken. Bij het machinaal bewerken dient men rekening te houden met de voorkomende golvende draad.
Spijkeren en schroeven: Goed. Bij hard maple is voorboren noodzakelijk.
Lijmen: Goed.
Buigen: Europees esdoorn zeer goed, Amerikaans esdoorn goed.
Oppervlakafwerking: Goed.
Duurzaamheid: Schimmels 5. Anobium G. Termieten G.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 1. Spint 1. Amerikaans esdoorn-kernhout zou moeilijk tot zeer moeilijk impregneerbaar zijn. Het spint is goed impregneerbaar.
Bijzonderheden:
Toepassingen: Meubelen, betimmeringen, fineer en triplex, turnartikelen, binnenlagen voor tennisrackets, parketvloeren (hard-maplevloeren), sportvloeren, drukrollen voor textielfabricage, mangelrollen, beeldhouw-, draai- en snijwerk, schaakstukken en damschijven, huishoude lijke artikelen, keukenvoorwerpen (lepels, borstels enz.), lijsten, knoppen en grepen, linialen, schopstelen, schoenhakken en muziekinstrumenten (gegolfd esdoorn wordt gebruikt voor de rugzijde van violen). Het tot panelen verwerkte fineer, in het bijzonder met fraaie tekening zoals geappeld, gemoest, gebloemd en gegolfd, komt zeer goed in betimmeringen tot zijn recht. Door de schaarste aan beuken in Noord-Amerika, wordt daar esdoorn toegepast voor toepassingen waarvoor in Europa beuken wordt gebruikt.
ESSEN
Andere namen: 1. Europees essen: Belgisch, inlands, Frans, Pools, Slavonisch essen, olijfessen (Nederland), frêne d\’Europe (Frankrijk), Esche (Duitsland), ash (Groot-Brittannië). 2. Amerikaans essen (Nederland). 2a. white ash (Verenigde Staten). 2b. green ash, red ash (Verenigde Staten). 2c. black ash (Verenigde Staten). 3. Japans essen (Nederland), tamo (Japan).
Botanische naam: 1. Fraxinus excelsior L. 2a. Fraxinus americana L. 2b. Fraxinus pennsylvanica Marsh. 2c. Fraxinus nigra Marsh. 3. Fraxinus mandshurica Rupr.
Familie: Oleaceae.
Groeigebied: 1. Europa en Klein-Azië. 2. De oostelijke helft van Noord-Amerika 3. China, Japan.
Boombeschrijving: De afmetingen van de es zijn sterk afhankelijk van de groeiplaats en de bodemgesteldheid. De hoogte van de Europese es varieert van 20-30 m, maximaal 40 m. De takvrije stam heeft een lengte van 15-20 m en een diameter van 0,4-0,9 m.
Aanvoer: Zaag- en fineerhout, ongekantrecht en gekantrecht hout en fineer. Japans essen is voornamelijk als fineer leverbaar.
Houtbeschrijving: Het hout dat wij voornamelijk gebruiken van essen is het zeer brede spint waarvan de kleur varieert van wit tot geelachtig of licht geelbruin. Vers gezaagd hout kan bovendien een rozeachtige tint vertonen. Aan het licht blootgesteld, wordt blank essen op den duur geler van kleur. Het kernhout, dat slechts bij bomen vanaf een leeftijd van circa 60 jaar of ouder voorkomt, is bruin. Door het grillige verloop van de kern komt bruin/wit gestreept of gevlamd (kwartiers of dosse) hout voor, dat met de naam olijfessen wordt aangeduid. Essen staat bekend om zijn taaiheid. Vaak is men ten onrechte van mening dat het bruine hout minder taai is dan het witte. Van groter belang voor de taaiheid is de groeiringbreedte bij deze ringporige houtsoort. Van snel gegroeid hout met brede groeiringen bestaat het grootste oppervlak van de doorsnede uit vezelweefsel. Bij langzaam gegroeid hout met smalle groeiringen is het percentage vezelweefsel veel kleiner. Essen met brede groeiringen is daarom veel sterker en taaier dan essen met smalle groeiringen. De sterkte van essen is op zijn gunstigst wanneer de groeiringen een breedte van gemiddeld 2,5 tot 4 mm hebben. Essen kan soms wortelknollen vormen, waarvan het hout vaak gedeeltelijk donker is verkleurd. Het fineer hiervan heeft een fraai licht-donker kleurcontrast. Amerikaans essen heeft ongeveer dezelfde eigenschappen en toepassingen als Europees essen. Japans essen of tamo is lichter van gewicht en bruiner van tint. Tamo fineer is tamelijk wild getekend.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht, soms golvende draad.
Nerf: Grof.
Volumieke massa: (510-)680- 700-750(-830) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 750-1150 kg/ m3.
Werken: Groot.
Drogen: Matig snel. Essen kan vrij gemakkelijk aan de lucht worden gedroogd, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat er geen water komt te staan in hol getrokken platen (hartzijde boven). Om de blanke kleur te behouden, mag essen niet met te hoge temperaturen (max. 60 °C) kunstmatig worden gedroogd. Ter voorkoming van kopscheuren tijdens het drogen, wordt afdichting van de kopse einden aanbevolen.
Bewerkbaarheid: Goed.
Spijkeren en schroeven: Goed. Bij essen met een hoge volumieke massa wordt voorboren aanbevolen.
Lijmen: Goed.
Buigen: Zeer goed.
Oppervlakafwerking: Goed.
Duurzaamheid: Schimmels 5. Anobium G. Termieten G.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 2. Spint 2.
Bijzonderheden:
Toepassingen: Taai en sterk essen met een groeiringbreedte van 2,5-4 mm is geschikt voor talloze doeleinden waarvoor deze eigenschappen belangrijk zijn. Bijvoorbeeld sportartikelen als tennisrackets, hockey-, polo- en golfstokken, wicketpaaltjes, ski\’s, rekstokken, turnbruggen, sulkybomen, speren, schaatsen, springplanken, biljartkeus, bobsleden enz. Ook wordt taai essen gebruikt voor laddersporten, stelen van gereedschappen (bijlen, hamers, hooivorken, houwelen e.d.), roeiriemen en roerpennen. Blank en mild essen is geschikt voor betimmeringen en meubelen en voor parketvloeren. Voor parket is blank hout gewenst. Olijfessen en blank essen wordt veel toegepast als dekfineer voor triplex wandplaten. Wat Europees essen betreft, geldt in het algemeen het volgende: Frans essen is taai en gelijkmatig van structuur en wordt speciaal voor meubelen en turnartikelen gebruikt. Belgisch essen is soms wat onregelmatig gegroeid en wordt gebruikt voor meubelen, sportartikelen, roeiriemen, laddersporten, stelen van schoppen, bijlen en andere gereedschappen. Inlands essen is taai, sterk, hard en zwaar. Het is zeer geschikt voor stelen, voor landbouwgereedschappen en andere gereedschappen, verder voor roeiriemen en gymnastiektoestellen. Pools en Slavonisch essen wordt, in verband met de regelmatiger groei, voor meubelen en betimmeringen gebruikt. Het is wat brosser. Het blankste essen komt uit de staat Georgia van de Verenigde Staten.
GRENEN, EUROPEES
Andere namen: Archangel, Duits, Fins, Inlands, Noors, Pools, Zweeds grenen, pijnboom, grove den, mastboom (Nederland), pin rouge, (rood) grenen, pin sylvestre, pin du Nord, Noords grenen (België), Kiefer, Föhre, Forle, Forche, (Duitsland), mänty (Finland), pin sylvestre, pin rouge (Frankrijk), Scots pine, redwood, European redwood, Swedish redwood enz., red pine, Scots fir{*}, Norway fir{*}, red- of yellow deal (Groot-Brittannië), pino silvestre, dasa, dausol, teun, pino salvatico (Italië), sosna, cocna (Sovjetunie), furu (Zweden). {*} Verwerpelijke naam.
Botanische naam: Pinus sylvestris L., P. spec. div..
Familie: Pinaceae.
Groeigebied: Europa, Noord-Azië.
Boombeschrijving: Hoogte circa 30 m, maximaal 40 m hoog. De rechte cilindervormige takvrije stam is ongeveer 20 m lang en heeft een diameter van 0,6-0,9 m, soms zelfs 1,2 m. De boomnaam, in Nederland grove den of pijnboom genaamd, wijkt daar bijzonder af van de naam van het hout.
Aanvoer: Gekantrecht hout. Doordat Europees grenen (samen met vuren en dennen) in Nederland en andere landen een belangrijk en veel aangevoerd bouwhout is, zijn, behalve voor rondhout, de handelsafmetingen voor het uit Noord- en Midden-Europa geïmporteerde hout genormaliseerd. Inlands grenen wordt als rondhout, gekantrecht hout en als halffabrikaten op de markt gebracht.
Houtbeschrijving: De kleur van het verse kernhout is lichtbruin. Na verloop van tijd wordt het donkerder en varieert dan van geelbruin tot roodbruin en steekt scherp af tegen het 50-100 mm brede spint dat wit tot lichtgeel van kleur kan zijn. Het spint kan soms, meestal plaatselijk, enigszins donkerder dan normaal gekleurd zijn. Dit komt door de aanwezigheid van drukhout (reactiehout), dat als een natuurlijk gebrek moet worden gezien. In het kernhout valt deze afwijking met het blote oog vrijwel niet te constateren. Evenals de andere naaldhoutsoorten uit de gematigde luchtstreken vertoont grenen een duidelijk verschil tussen het licht gekleurde vroeghout en het donkerder gekleurde laathout. Op kwartiers gezaagd hout geeft dit een streeptekening te zien en op dosse gezaagd hout een vlamtekening. Grenen is harshoudend. Soms kunnen de harsgangen als uiterst fijne streepjes worden waargenomen. Op de langsvlakken kunnen soms opvallende donkerbruine, onregelmatig gevormde kleverige vlekken voorkomen. Deze worden veroorzaakt door het hoge harsgehalte dat plaatselijk in het weefsel aanwezig kan zijn. Vers gezaagd of geschaafd hout verspreidt een aangename hars- of terpentijngeur. Deze geur verdwijnt op den duur, maar als oud hout opnieuw wordt bewerkt, ruikt het weer als nieuw. Grenen dat afkomstig is van aanplantingen (vrijwel al het grenen dat tegenwoordig wordt aangevoerd) bevat een groot percentage spint, aangezien de pijnbomen pas op circa 25-jarige leeftijd kernhout gaan vormen. Uit onderzoek is gebleken dat de mechanische eigenschappen van grenenspint niet onderdoen voor kernhout. Europees grenen heeft een zeer groot groeigebied met zeer verschillende klimatologische omstandigheden. Als gevolg hiervan treedt er een grote variatie op in groeiringbreedte, volumieke massa, grootte van de cellen, celwanddikte en aantal en grootte van de kwasten.
Houtsoort: naaldhout
Draad: Recht.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (320-)500- 520-540(-800) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 450-1000 kg/ m3. De volumieke massa is sterk afhankelijk van de groeiomstandigheden en van de hoeveelheid hars die in het hout aanwezig is.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Snel, maar heeft de neiging bij de kwasten te splijten. Dik hout uit hartgekloofde delen moet voorzichtig worden gedroogd om te voorkomen dat het dosse vlak hol gaat trekken en scheuren. Het spint is gevoelig voor blauwschimmel en aanbevolen wordt Europees grenen zo spoedig mogelijk na het zagen te drogen.
Bewerkbaarheid: Europees grenen laat zich, zowel met de hand als machinaal, vrij gemakkelijk bewerken. Vooral de groeiringbreedte, de grootte en het aantal kwasten heeft een grote invloed op de bewerkbaarheid. Vooral fijnjarig hout laat zich goed bewerken. Bij bewerking van grof snelgegroeid grenen zal bij gebruik van minder scherp gereedschap een enigszins vezelig oppervlak worden verkregen. Bij bewerking van harsrijk hout kan de hars aan de gereedschappen blijven kleven.
Spijkeren en schroeven: Goed.
Lijmen: Goed, alleen slecht bij zeer harsrijk hout. Aanbevolen wordt het hout direct na de eindbewerking te lijmen, omdat in een warme omgeving de hars kan uitzweten wat een slechte hechting tot gevolg heeft. Is dit toch gebeurd, dan moet voor het lijmen het hout worden \”ontvet\”.
Buigen: Niet bekend.
Oppervlakafwerking: Goed, met uitzondering van afwerkmiddelen op polyesterbasis waarbij de filmvorming kan worden gehinderd door de aanwezige hars. Aanbevolen wordt kort voor het aanbrengen van een oppervlakafwerkmiddel het hout eerst te ontvetten, bijvoorbeeld met thinner.
Duurzaamheid: Kernhout Schimmels 3-4. Termieten G. Hylotrupes G. Anobium G. Voor het vrijwel altijd aanwezige licht gekleurde spint geldt, net als voor het spint van vrijwel alle houtsoorten, dat het niet duurzaam is (duurzaamheidsklasse 5).
Sterkteklasse: Europees grenen is volgens NEN 5498 ingedeeld in sterkteklasse: – K17 (kwaliteitsklasse C, KVH 2000). – K24 (kwaliteitsklasse A/B, KVH 2000).
Impregneerbaarheid: Kernhout 3-4. Spint 1.
Bijzonderheden: De twee enige grenensoorten waarvan het natuurlijke groeigebied zich zuidelijk van de evenaar bevindt zijn Pinus kesiya Royle ex Gordon (khasya pine) en Pinus merkusii Junghuhn & de Vriese (merkus pine). Hout wat van deze soorten wordt aangeboden, zal vrijwel uitsluitend uit aanplant afkomstig zijn en voornamelijk uit spint bestaan. Eigenschappen en toepassingen komen grotendeels overeen met het spint van Europees grenen.
Toepassingen: Europees grenen kan voor veel doeleinden worden toegepast. Voor welk gebruik het geschikt is, hangt, vooral bij grenen, voor een groot deel van de kwaliteit af. Indien grenen buiten wordt gebruikt, verdient het aanbeveling, in verband met het vrijwel altijd aanwezige niet-duurzame spint, het hout te verduurzamen. Grenen wordt gebruikt in de bouw voor binnenkozijnen, ramen, deuren, binnen- en buitenbetimmeringen en balkhout. Bekend zijn de kwartiers (rift) gezaagde vloeren. In de botenbouw voor huidbeplanking, masten, roeiriemen en spanten. In de waterbouw als steigerdekken, paalhout, damwand en gordingen. Grenen met smalle groeiringen wordt gebruikt voor meubelen. Andere toepassingen zijn dwarsliggers, mijnhout, pallets, kisten en kratten, houtwol, papier, boompalen, hekpalen, speeltoestellen, fineer voor de triplexindustrie enz.
Kwaliteitseisen: Voor Europees grenen is in 1998 een Nederlandse norm verschenen in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000), NEN 5466 Houtsoorten Europees vuren, Europees grenen en Europees Lariks. Europees grenen wordt genoemd in de volgende normen en richtlijnen: – KVT 1995, Kwaliteit van houten gevelelementen. Dit betekent dat met Europees grenen kozijnen met KOMO-productcertificaat kunnen worden vervaardigd. Als nadere eis geldt voor naaldhout met dat zichtbaar spint uitsluitend binnen de glaslijn mag voorkomen. In niet-gelamineerd hout zal blijken dat aan deze eis over het algemeen voor Europees grenen niet voldaan kan worden, op grond van verkrijgbaarheid van de daarvoor vereiste houtmaten met voldoende kernhout. – Beoordelingsrichtlijn (BRL) 0601 Houtverduurzaming onder vacuüm en druk. Betreft de impregneerbaarheid van de houtsoort. – Beoordelingsrichtlijn (BRL) 1701 Gelijmde dragende houten bouwconstructies. – Beoordelingsrichtlijn (BRL) 1704 Gevingerlast hout en verlengd plaatmateriaal. – Beoordelingsrichtlijn (BRL) 2301 Naaldhout. – Beoordelingsrichtlijn (BRL) 2351 Mestbassins van hout. – Beoordelingsrichtlijn (BRL) 2905 Gezaagd Europees naaldhout voor waterbouwkundige toepassingen. – Beoordelingsrichtlijn (BRL) 9021 Houten buitenbergingen.
IEPEN
Andere namen: 1. Europees iepen: olmen (Nederland), Feldulme, Ulme, Rüster (Duitsland), elm (Groot-Brittannië), orme (Frankrijk). 2. Amerikaans iepen: 2a. soft elm, gray (grey) elm, white elm, water elm, 2b. red elm, slippery elm. 3. Canadees iepen, rock elm. 4. Japans iepen.
Botanische naam: 1. Ulmus x hollandica Mill., U. carpinifolia Gled. (= U. campestris L.p.p.), U. glabra Huds. (= U. montana With.), U. procera Salisb. (= U. campestris L.p.p.), U. laevis Pall. (= U. effusa Willd. 2. 2a. Ulmus americana L., 2b. Ulmus rubra Muehl. 3. Ulmus thomasii Arg. 4. Ulmus davidiana Planch. var. japonica Nakai, U. laciniata (Trautv.) Mayr.
Familie: Ulmaceae.
Groeigebied: 1. Europa. 2. en 3. Oostelijk Noord-Amerika. 4. Japan.
Boombeschrijving: Hoogte 35-40 m, takvrije stam 10-18 m, diameter 0,9-1,4 m, tot 2,5 m komt voor. Iepenbomen kunnen soms wortelknollen leveren. Deze worden meestal aan de voet van de stam of even daarboven aangetroffen. Het van deze knollen afkomstige decoratieve fineer wordt als zeer waardevol beschouwd.
Aanvoer: Zaaghout en gekantrecht hout.
Houtbeschrijving: Ringporige houtsoort. Groeiringen opvallend door de grote vroeghoutvaten, wat het hout een aantrekkelijke vlamtekening, maar de nerf grof maakt. Iepenhout is vast, taai, vrij licht en meestal gelijkmatig van structuur. Canadees iepen of rock elm is zwaarder, harder, sterker en taaier dan Europees iepen. Japans iepen komt met Europees iepen overeen, maar is egaler van kleur en heeft meer glans. Het is fijner van structuur, iets zachter en ook gemakkelijker te bewerken. Amerikaans iepen wordt af en toe op de markt aangeboden. Het kernhout van Europees iepen is lichtbruin tot dof donkerbruin, soms met een groenachtige glans. Het spint is geelwit. Van soft elm is het kernhout licht grijsbruin tot rozebruin, het brede spint grijswit tot lichtbruin. Het kernhout van red elm is roodbruin tot donkerbruin gekleurd met smal grijswit tot lichtbruin spint. Door de iepenziekte (veroorzaakt door een schimmel die de boom na enkele jaren doodt) is het Europese iepenbestand drastisch afgenomen, waardoor iepenhout nog maar weinig wordt aangeboden.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht, soms kruisdraad (voornamelijk bij Engels iepen).
Nerf: Matig grof.
Volumieke massa: (470-)630- 650-680(-850) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 1040 kg/m3.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Matig snel. Gevoelig voor collaps. Door de vrij grote krimp kan tijdens het drogen een sterke vervorming optreden. Dit kan worden tegengegaan door bij droging de stapellatten vrij dicht naast elkaar te leggen en de stapels te verzwaren met betonnen tegels of platen. Vervorming en collaps kunnen deels worden hersteld door reconditioneren
Bewerkbaarheid: Iepen is in het algemeen, zowel met de hand als machinaal, vrij gemakkelijk te bewerken. Met zagen bij warrig draadverloop, dat bij Engels iepen voorkomt, bestaat kans op vastlopen van de zaag als droogspanningen aanwezig zijn.
Spijkeren en schroeven: Goed, maar deze kunnen scheurtjes veroorzaken.
Lijmen: Goed.
Buigen: Zeer goed (foutvrij hout).
Oppervlakafwerking: Goed.
Duurzaamheid: Schimmels 4. Anobium G. Termieten G.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 2-3. Spint 1.
Bijzonderheden: Vroeger was het gebuikelijk iepenstammen langdurig (enige jaren) onder water te bewaren (te wateren), waardoor de kleur van het spint die van het kernhout benaderde. Ook kan dit wateren de kwaliteit van het hout verbeteren (verminderen van groeispanningen).
Toepassingen: Massief en als fineer voor meubelen en betimmeringen. Waar het op taaiheid en geringe werking aankomt (na wateren) in de carrosseriebouw en wagenmakerij, wagenborden, betimmeringen en lijsten, wielnaven, velgen en stuurwielen. Verder voor draaiwerk, gereedschapsstelen, scheepsblokken, borstels, roeiriemen, klompen en gietmodellen.
Kwaliteitseisen:
KASTANJE
Andere namen: 1. Europees kastanje, tamme kastanje (Nederland), Edelkastanie (Duitsland), châtaignier (Frankrijk), sweet chestnut, Spanish chestnut (Groot-Brittannië). 2. Amerikaans kastanje (Nederland), chestnut (Verenigde Staten).
Botanische naam: 1. Castanea sativa Mill. 2. Castanea dentata (Marsh) Bork.
Familie: Fagaceae.
Groeigebied: 1. West- en Zuid-Europa, Klein-Azië, Noord-Afrika. 2. Oostelijk Noord-Amerika.
Boombeschrijving: Hoogte 15-25 m, maximaal 30 m. Diameter 0,6-1,0 m, maximaal 1,5 m. De takvrije stam is 6-15 m. Wordt ook als hakhout voor palen gewonnen, in omlopen van 15-20 jaar. In oude stammen komen vaak ringscheuren en loshartigheid voor. De zogenaamde wilde kastanje of paardekastanje (Aesculus hippocastanum L.) is een geheel andere boomsoort en de houteigenschappen zijn minder goed dan van tamme kastanje.
Aanvoer: Gekantrecht hout, gekloofd hout voor hekpaaltjes.
Houtbeschrijving: Het lichtbruin tot donkerbruin gekleurde hout lijkt veel op eiken, maar is lichter in gewicht en laat zich wat makkelijker bewerken. Het vuilwitte spint is ongeveer 13 mm breed. Tamme kastanje is ringporig en heeft op het dosse vlak eenzelfde vlamtekening als eiken, maar mist de \”spiegels\” die zo kenmerkend zijn voor eiken. Tamme kastanje heeft een hoog looizuurgehalte dat corrosie van metalen versnelt. Vooral bij ijzer en staal is voorzichtigheid geboden bij contact met vochtig hout. In het verse hout van Europees kastanje komen door oxydatie van inhoudsstoffen gele verkleuringen voor. Door lakken worden deze vlekken geaccentueerd die, aan licht blootgesteld, afhankelijk van de lichtintensiteit, na enige weken tot maanden zijn verdwenen.
Houtsoort: loofhout
Draad: Meestal recht.
Nerf: Matig grof tot grof.
Volumieke massa: 1. (490-)540 (-650) of (540-)590(-650) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 1040 kg/m3. 2. 480 kg/m3 bij een vochtgehalte van 12%.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Langzaam, met neiging tot collaps, vervorming en scheuren.
Bewerkbaarheid: Tamme kastanje laat zich zonder problemen zagen en schaven. Bij daarvoor zeer gevoelige personen kan bij blootstelling aan kastanjehoutstof dermatitis (huidonstekingen) ontstaan.
Spijkeren en schroeven: Matig. Geen ijzeren verbindingsmiddelen gebruiken vanwege het hoge looizuurgehalte.
Lijmen: Goed.
Buigen: Goed, bij foutvrij materiaal.
Oppervlakafwerking: Matig. Bij watergedragen lakken een voorbehandeling toepassen vanwege het hoge looizuurgehalte.
Duurzaamheid: Schimmels in grondcontact 2. Anobium G. Termieten M. Hesperophanes spint G.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 4. Spint 2.
Bijzonderheden: In Verenigde Staten zijn veel bomen het slachtoffer geworden van een ziekte. Daardoor wordt Amerikaans kastanje nog maar weinig aangeboden. In het hout dat op de Amerikaanse markt met de notitie WHND (WormHoles No Defect) wordt aangeboden, zitten vrijwel altijd boordergaten met een diameter groter dan 4 mm.
Toepassingen: Geschikt voor buiten- en binnentimmerwerk, gelamineerde houtconstructies, meubelindustrie, uitvaartkisten, binnen en buitenbetimmeringen, beeldhouw-, draai- en snijwerk, keukengerei, wandelstokken, lijsten, buitendeuren, tuinmeubilair, parketvloeren (massief en tapis), scheeps- en carrosseriebetimmeringen, kisten en vaten voor voedingsmiddelen enz. De minder hoge kwaliteiten worden, in verband met de hoge duurzaamheid, gebruikt voor (gekloofde) afrasteringspalen, fruitpalen, staken en boerengeriefhout. Dun hout en houtafval worden voor de spaanplaatfabricage gebruikt.
Kwaliteitseisen:
KERSEN
Andere namen: 1. Europees kersen (België, Nederland), Kirsche (Duitsland), cerisier, merisier (Frankrijk), gean, mazzard, wild cherry (Groot-Brittannië). 2. Amerikaans kersen (België, Nederland), American (black) cherry (Verenigde Staten).
Botanische naam: 1. Prunus avium (L.) L. 2. Prunus serotina Ehrh.
Familie: Rosaceae.
Groeigebied: 1. Europa en Klein-Azië. 2. Zuidoosten van Canada en de oostelijke helft van de Verenigde Staten. Aangeplant en verwilderd in West-Europa.
Boombeschrijving: Hoogte 18-25 m, takvrije stam tot 6 m lang, diameter 0,6-0,8 m.
Aanvoer: Gekantrecht hout en fineer.
Houtbeschrijving: 1. Het decoratieve geelbruine, later iets roodbruine, soms wat geaderde kernhout, dat vaak groenstrepigheid vertoont, steekt slechts weinig af tegen het smalle lichter gekleurde spint. Hardheid en volumieke massa variëren sterk. 2. Licht tot donker roodbruin gekleurd. Een typisch gebrek zijn de kleine zwarte gomgangen, vooral in Amerikaans kersen.
Houtsoort: loofhout
Draad: Meestal recht.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: 1. (550-)620 (-800) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 700-950 kg/m3. 2. (500-)560(-600) kg/m3 bij 12% vochtgehalte.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Droogt matig snel, met een sterke neiging tot vervormen.
Bewerkbaarheid: Kersen met rechte draad laat zich met alle gereedschap goed bewerken. Een snijhoek van 20° verbetert de afwerking van hout met een onregelmatige draad. Laat zich goed tot fineer schillen en snijden, draaien en schuren.
Spijkeren en schroeven: Goed, verkleurt grijs tot lichtgrijs in contact met ijzer of messing.
Lijmen: Goed.
Buigen: Zeer goed.
Oppervlakafwerking: Goed. Bij afwerkmiddelen op polyesterbasis kan droogvertraging optreden.
Duurzaamheid: Schimmels 3.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Niet bekend.
Bijzonderheden:
Toepassingen: Europees kersenhout wordt de laatste jaren slechts sporadisch aangeboden. Amerikaans kersen is regelmatig leverbaar. Het is geschikt voor meubelen en binnenbetimmeringen, zowel massief als in de vorm van fineer. Verder voor draaiwerk, onderdelen van muziekinstrumenten en houtwaren als mesheften, borstelhout, tekenhaken en speelgoed.
Kwaliteitseisen:
LARIKS
Andere namen: 1. Europees lariks, lorken, lerken (Nederland), Lärche (Duitsland), mélèze (Frankrijk), larch (Groot-Brittanië). 2. Siberisch lariks, Russisch lariks, Dahurian larch. 3. Amerikaans lariks, Eastern larch, Eastern Canadian larch, tamarack. 4. Amerikaans lariks, Western larch, tamarack, hackmatack. 5. Japans lariks, inlands Japans lariks.
Botanische naam: 1. Larix decidua Mill. 2a. Larix siberica Ledeb., (=L. rossica (Endl.) Sabine ex Trautv.), 2b. Larix gmelinii (Rupr.) Rupr. (=Larix dahutica Turcz. ex Trautv. 3. Larix laricina (Du Roi) K. Koch. 4. Larix occidentalis Nutt. 5. Larix kaempferi (Lamb.) Carr. (= L. leptolepis Gord.). Aangeplant is een hybride van Europese en Japanse larix: Larix x eurolepis.
Familie: Pinaceae.
Groeigebied: 1. Midden-Europa. 2a. Oost- en West-Siberië, gematigd China, Mongolië. 2b. Oost-Siberië, gematigd China, Mongolië. 3. Noord-Amerika. 4. Westelijk Noord-Amerika. 5. Japan, Nederland, Duitsland.
Boombeschrijving: Hoogte 30-40 m, met een diameter op borsthoogte van 0,5 tot 1,0 m. Typerend voor deze naaldboom is dat de naalden in de winter afvallen. Inlands lariks is als rondhout verkrijgbaar in lengten tot 10 m, met diameters die variëren van 60-350 mm.
Aanvoer: Rondhout, zaaghout en gekantrecht hout.
Houtbeschrijving: Lariks is een harshoudende houtsoort waarvan het kernhout kleurvariaties vertoont van licht geelbruin (Siberisch larix), geelbruin, rozeachtig tot roodachtig bruin. Het spint is duidelijk van het kernhout te onderscheiden en is geelachtig tot vuilwit van kleur. Lariks vormt al op vroege leeftijd kernhout, waardoor de breedte van het spint in volwassen bomen meestal niet groter is dan 20 mm. De groeiringen zijn zeer duidelijk te onderscheiden. Elke zone bevat licht gekleurd vroeghout en donker laathout. Op dosse gezaagd hout ontstaat hierdoor een fraaie vlamtekening terwijl kwartiers gezaagd hout een duidelijke streeptekening vertoont. Voor een naaldhoutsoort is lariks vrij zwaar. Het uiterlijk en de technische eigenschappen van de larikssoorten verschillen door hun gelijke structuur en kleur zó weinig dat ze niet van elkaar zijn te onderscheiden. De voorkomende verschillen in gewicht, hardheid en het voorkomen van kwasten worden minder door de soort dan door de leeftijd en de groeiomstandigheden veroorzaakt. Doordat de kwaliteit afhankelijk is van de herkomst, dient bij gebruik van lariks hierop te worden gelet. Bij onderzoek is gebleken dat gewaterd lariks iets makkelijker water opneemt dan vers lariks.
Houtsoort: naaldhout
Draad: Recht.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (450-)470-6 00-650(-850) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 800-900 kg/m3. Siberisch larix (530-)650(-750) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 1000-1200 kg/m3.
Werken: Middelmatig tot groot. Afhankelijk van de herkomst.
Drogen: Matig snel, met neiging tot vervormen en oppervlaktescheuren. Bij de kwasten is de kans op scheuren en loszitten groot. Van Siberisch lariks is bekend dat het, met een hoge relatieve vochtigheid bij aanvang, goed kunstmatig gedroogd kan worden zonder vervormen en oppervlaktescheuren. Belangrijk is (zoals voor vrijwel elke houtsoort) het houtvochtpercentage zoveel mogelijk aan te passen aan het houtvochtpercentage dat het hout in toepassing zal krijgen, om krimpen/zwellen en daaruit volgende problemen zoveel mogelijk te vermijden.
Bewerkbaarheid: Lariks laat zich redelijk goed zagen en schaven. Om het zachte voorjaarshout glad af te werken, is scherp gereedschap noodzakelijk. Doordat het zeer harsrijk kan zijn, kan bij het bewerken van nat hout hars aan zagen of beitels blijven kleven, waardoor moeilijkheden kunnen ontstaan. De standtijd van het gereedschap tijdens het zagen kan worden verlengd door de zaagbladen een fijne watersproei of met een in de handel verkrijgbare speciale vloeistof te geven. De kleine maar zeer harde kwasten kunnen kleine stukjes uit de beitels slaan, waardoor zogenaamde \\\”kralen\\\” op het oppervlak ontstaan. Het vrij snel bot worden van beitels en zagen wordt voornamelijk door de kwasten veroorzaakt.
Spijkeren en schroeven: Matig, voorzichtig spijkeren om splijten te voorkomen.
Lijmen: Goed. Ontvetten met thinner voor het lijmen van hout met veel hars, wordt aanbevolen.
Buigen: Zeer slecht.
Oppervlakafwerking: Goed, zowel met oplosmiddelhoudende als met watergedragen verfsystemen. Bij hout met veel hars en bij sterk verkernde kwasten kan droogvertraging van oppervlakafwerking optreden. Ontvetten met thinner voor het afwerken wordt aanbevolen. Gewaterd lariks is moeilijk af te werken met een acrylaatsysteem.
Duurzaamheid: Kernhout Schimmels 3-4. Termieten G. Lariks kan op taxus na als de beste en duurzaamste naaldhoutsoort van Europa worden beschouwd. Spint Het spint van lariks is minder gevoelig voor blauw dan vurenspint en veel minder dan grenenspint. Hylotrupes G. Anobium G.
Sterkteklasse: Europees lariks is volgens NEN 5498 ingedeeld in sterkteklasse: – K17 (kwaliteitsklasse C, KVH 2000). – K24 (kwaliteitsklasse A/B, KVH 2000).
Impregneerbaarheid: Kernhout 4. Spint 2v.
Bijzonderheden: Uit het kernhout van niet te oude stammen wordt \\\”Venetiaans terpentijn\\\” gewonnen. De wateropname bij Nederlands lariks na 1 uur dompeling is bij spint 1500 g/m3, bij kernhout 300 g/m3. De wateropname bij Russisch lariks na 1 uur dompeling is bij spint 3000 g/m3, bij kernhout 500 g/m3. Gewaterd Russisch lariks neemt makkelijker water op dan vers lariks.
Toepassingen: Gezaagd lariks kan voor bouwhout worden toegepast: dragende en niet-dragende constructies kozijnen, ramen, deuren, gevelbetimmeringen, binnenbetimmeringen, trappen, vrachtwagenvloeren enz. Rondhout wordt toegepast voor heipalen, afrasterpalen, steigerpalen, boompalen, masten, stutten, daksporen en boerengeriefhout. Andere toepassingen zijn waterwerken, damwand, steigers, vloeren, geluidschermen, roeiboten, spanten voor boten en molenbouw en fineer. Om het fraaie uiterlijk wordt het ook in de meubelindustrie toegepast.
Kwaliteitseisen: Voor Europees lariks is in 1998/2000 een Nederlandse norm verschenen in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000), NEN 5466 Houtsoorten Europees vuren, Europees grenen en Europees Lariks. Noord-Europees lariks, Midden-Europees lariks en Nederlands lariks zijn genoemd in de KVT\\\’95, Kwaliteit van houten gevelelementen. Dit betekent dat met Noord-Europees lariks, Midden-Europees en inlands lariks kozijnen met KOMO-productcertificaat kunnen worden vervaardigd. Lariks wordt genoemd in de in 1983 verschenen Nederlandse norm in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 1980), NEN 5491 Heipalen – Europees naaldhout. Lariks wordt genoemd in de in 1985 verschenen Nederlandse norm in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 1980), NEN 5492 Rondhoutpalen (van Europees naaldhout). Europees lariks wordt genoemd in de beoordelingsrichtlijnen (BRL): – BRL 0601 Houtverduurzaming onder vacuüm en druk. Betreft de impregneerbaarheid van de houtsoort. – BRL 2301 Naaldhout. – BRL 2351 Mestbassins van hout. – BRL 2905 Gezaagd Europees naaldhout voor waterbouwkundige toepassingen.
LINDEN
Andere namen: 1. Europees linden (Nederland), Linde (Duitsland), tilleul (Frankrijk), European linden, lime (Groot-Brittannië). 2. Amerikaans linden (Nederland), basswood (Noord-Amerika, Groot-Brittannië).
Botanische naam: 1. Tilia x europaea L. (= T. x vulgaris Hayne, T. cordata Mill., T. spec. div.. 2. Tilia americana L., T. spec. div..
Familie: Tiliaceae.
Groeigebied: 1. Europa. 2. Oostelijk Noord-Amerika.
Boombeschrijving: Hoogte 25-30 m, soms tot 40 m, takvrije stam tot 15 m lang, diameter tot 1,2 m.
Aanvoer: Zaaghout en gekantrecht hout.
Houtbeschrijving: Linden is zacht, maar vast door een fijne homogene bouw. Het kernhout is vers geel-witachtig aan licht blootgesteld tot lichtbruin nakleurend, met soms een roze gloed. Het spint is meestal niet van het kernhout te onderscheiden.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht, soms enige kruisdraad.
Nerf: Fijn, gelijkmatig.
Volumieke massa: 1. (520-)540 (-560) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 990 kg/m3. 2. 420 kg/m3 bij 12% vochtgehalte.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Matig snel, enige neiging tot vervormen.
Bewerkbaarheid: Linden is vrij zacht, daarom is scherp gereedschap noodzakelijk om het goed te kunnen bewerken.
Spijkeren en schroeven: Goed. Linden verkleurt grijs in contact met ijzer.
Lijmen: Goed. Alleen bij hoge concentraties inhoudsstoffen kunnen problemen ontstaan.
Buigen: Matig goed.
Oppervlakafwerking: Goed. Alleen als uitgesproken kernhout aanwezig is, kan dit hechtingsproblemen geven.
Duurzaamheid: Schimmels 5. Termieten G.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 1. Spint 1.
Bijzonderheden:
Toepassingen: Gietmodellen voor metaalgieterijen, tekenborden, muziekinstrumenten, beeldhouw- en snijwerk, draaiwerk, lijstwerk, fineer, speelgoed, keukengerei en andere huishoudelijke artikelen. In Noord-Amerika wordt linden ook gebruikt voor medische spatels, geïmpregneerde tandenstokers enz.
NOTEN
Atibt: nogal, tropical
Andere namen: 1. Europees noten, Duits, Frans, inlands, Italiaans, Kaukasisch, Iraans, Slavonisch, Turks enz. afhankelijk van de herkomst van het hout, Walnuss (Duitsland), noyer (Frankrijk), walnut (Groot-Brittannië). 2. Amerikaans noten, black walnut. 3. Nogal criollo (Argentinië) ,nogal silvestre, nuez meca (Mexico), nogal blanco, Peruaans noten, tocte, togte (Peru), tropical walnut, tropical nogal.
Botanische naam: 1. Juglans regia L. 2. J. nigra L. 3. J. neotropica Diels, J. spec. div..
Familie: Juglandaceae.
Groeigebied: 1. Europa en Azië. 2. Oosten van Noord-Amerika. 3. Midden- en Zuid-Amerika.
Boombeschrijving: 1. Hoogte 15-30 m, takvrije stam zelden langer dan 6 m, diameter maximaal 1,5 m, gemiddeld 0,5-0,9 m. 2. Tot 45 m hoog, gemiddeld 30 m, rechte takvrije stam gemiddeld 15-18 m lang, diameter 1,2-1,8 m. 3. Meestal 20 m hoog, rechte takvrije stam gemiddeld 3-5(-9) m lang, diameter 0,8-1,0 m. Soms komen aan notenbomen waardevolle wortelknollen voor, waarvan fineer wordt gesneden dat als wortelnoten wordt verhandeld. Naar gelang de kwaliteit en de structuur onderscheidt men vol-wortel, half-wortel en geworteld noten.
Aanvoer: Zaag- en fineerhout, gekantrecht hout en fineer.
Houtbeschrijving: De kleur van Europees noten is licht grijsachtig bruin tot warm donkerbruin, al of niet voorzien van een fraaie zwartachtige tekening. Amerikaans noten is warm donkerbruin, de kleurverschillen zijn minder groot dan bij Europees noten. Het spint is witachtig. Tussen spint en kernhout kan vaak een zone overgangshout voorkomen dat lichter is dan het kernhout. De kleur van Europees noten is sterk afhankelijk van de herkomst. Inlands, Duits en Oostenrijks noten is meestal nogal grauw. Frans en Zwitsers noten is mooier terwijl Spaans, Italiaans en ook het noten van de Balkan nog weer fraaier is. Het allermooiste van kleur en structuur zijn Turks, Kaukasisch en Iraans noten. Nogal lijkt veel op Amerikaans noten, maar is in het algemeen wat donkerder, soms met een paarse zweem.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht, soms warrig of golvend.
Nerf: Fijn tot matig grof.
Volumieke massa: 1. (600-)630- 670-680(-770) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 800-900 kg/m3 2. 550-620-660 kg/m3 bij 12% vochtgehalte. 3. (450-)600(-750) kg/m3 bij 12% vochtgehalte.
Werken: Matig.
Drogen: Vrij langzaam. Moet om problemen te voorkomen, voorzichtig worden gedroogd. Be#Werken Noten is met de hand en machinaal goed te bewerken en glad af te werken. Ook is het goed te draaien en uitstekend tot fineer te snijden.
Bewerkbaarheid:
Spijkeren en schroeven: Goed.
Lijmen: Goed.
Buigen: Rechtdradig hout is zeer goed te buigen.
Oppervlakafwerking: Goed.
Duurzaamheid: Europees noten Schimmels 3. Anobium G. Termieten G. Hesperophanes G. Amerikaans noten Schimmels 3.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 3-4. Spint 1.
Bijzonderheden: Blauwzwarte verkleuringen ontstaan als noten onder vochtige omstandigheden met ijzer in contact komt. In sommige landen wordt het door versneld drogen donkerder geworden spint met het kernhout samen verwerkt. Het spint wordt echter zeer gemakkelijk door insecten aangetast.
Toepassingen: Als fineer, triplex en ander plaatmateriaal toegepast voor meubelen en betimmeringen, radio-, televisie- en pianokasten. Voorts voor draaiwerk, beeldhouw- en snijwerk, muziekinstrumenten, lijsten, knoppen, grepen, geweerkolven enz.
PEREN
Andere namen: Birnbaum, Holzbirne (Duitsland), poirier (Frankrijk), pear (Groot-Brittannië), pero (Italië), pereira (Portugal), pera, peral (Spanje), seiyo-nashi (Japan).
Botanische naam: Pyrus communis L.
Familie: Rosaceae.
Groeigebied: Europa en West-Azië; gecultiveerd over de gehele wereld.
Boombeschrijving: Sporadisch in het bos te vinden. Wordt in talrijke variëteiten gecultiveerd om zijn vruchten. Hoogte 9-12 m, maximaal 18 m, diameter 0,3-0,4 m, maximaal 0,7 m. De lengte van de takvrije stam is maximaal zes meter lang. Peren komt voornamelijk uit oude boomgaardbomen.
Aanvoer: Zaaghout.
Houtbeschrijving: Tussen kernhout en spint bestaat vrijwel geen onderscheid. De kleur is geelachtig tot rozebruin. Aan licht blootgesteld krijgt het een warme tint. Dikwijls wordt het hout gestoomd verwerkt, waardoor het een gelijkmatige licht- tot donkerrode kleur krijgt. Het hart van oude stammen is wel eens donker chocoladebruin verkleurd. Het hout vertoont heel weinig tekening. Op het dosse vlak kan een zeer vage vlamfiguratie worden waargenomen, terwijl op het kwartierse vlak een zeer fijn streeppatroon is te zien. Peren is een vaste, sterke, taaie houtsoort.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht, soms onregelmatig.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (500-)680 (-800) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 720-1020 kg/m3.
Werken: Niet bekend.
Drogen: Langzaam. Vers gezaagd peren heeft bij versneld drogen een sterke neiging tot vervormen en collapsvorming als de temperatuur tijdens de beginfase van het drogen hoger is dan 40-45 °C. Bij een vochtgehalte lager dan 30-35% kan bij een hogere temperatuur worden gedroogd. Het verdient daarom aanbeveling peren in plaatvorm aan de buitenlucht voor te drogen. Om verkleuringen te voorkomen, dienen de platen voor het stapelen met een harde borstel van zaagsel te worden ontdaan.
Bewerkbaarheid: Redelijk goed te zagen. Bij het schaven wordt een snijhoek van 20° aanbevolen. Laat zich bijzonder goed draaien en snijden.
Spijkeren en schroeven: Matig. Voorboren aanbevolen.
Lijmen: Goed tot slecht.
Buigen: Niet bekend.
Oppervlakafwerking: Goed.
Duurzaamheid: Schimmels 4.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Vermoedelijk 1-2.
Bijzonderheden:
Toepassingen: Beeldhouwwerk, snij- en draaiwerk, blaasinstrumenten (blokfluiten), drukletters, mallen voor de textielindustrie, tekengereedschappen, knoppen, grepen, borstels, lijstwerk, wijnpersen (Duitsland), piano-onderdelen, kleinmeubelen. Zwart \”gekookt\” of gebeitst wordt peren als imitatie-ebben wel toegepast voor pianotoetsen, mesheften, lijsten. Mooie stammen worden ook wel tot fineer gesneden.
ROBINIA
Andere namen: Acacia{*} (Nederland), falsche Akazie, Robinie, Schotendorn (Duitsland), faux acacia, robinier (Frankrijk), false acacia, robinia (Groot-Brittannië), black locust (Verenigde Staten) {*} Verwerpelijke naam.
Botanische naam: Robinia pseudoacacia L.
Familie: Leguminosae (Papilionaceae).
Groeigebied: Noord-Amerika, aangeplant in Europa, Azië, Noord-Afrika en Nieuw-Zeeland. Het bij ons gebruikte hout komt voornamelijk uit aanplant (± 1950) uit Hongarije.
Boombeschrijving: Hoogte maximaal 25-30 m. De rechte, vaak gedraaide of gegroefde stam heeft een gemiddelde stamdiameter van 0,6(-0,9) m. De boom heeft de neiging zich vlak boven de grond te vertakken, wat een korte takvrije stam oplevert en de leverbare afmetingen beperkt.
Aanvoer: Zaaghout en gekantrecht hout.
Houtbeschrijving: Kleur van het kernhout is licht geelgroen tot bruingroen, die na blootstelling aan licht goudbruin wordt. Het kernhout steekt scherp af tegen het ongeveer 10-20 mm brede grijsgele spint. In het hout van oudere bomen kunnen donkere aderen en strepen voorkomen, wat het gebruik voor decoratieve toepassingen beperkt. Robinia is ringporig en dit geeft op het dosse vlak een opvallende tekening. Door stomen verandert de kleur van licht geelbruin naar donkerbruin. Robinia heeft een hoog looistofgehalte, waardoor metalen in contact met robinia snel corroderen. Uit testen is gebleken dat robinia relatief langzaam water opneemt en relatief snel water afstaat. Voor geveltimmerwerk betekent dit dat het hout droog blijft.
Houtsoort: loofhout
Draad: Meestal recht.
Nerf: Matig grof tot grof.
Volumieke massa: (540-)720- 740-800(-860) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 900-1200 kg/m3.
Werken: Middelmatig tot groot.
Drogen: Langzaam. Voorzichtig drogen in verband met de neiging tot vervormen.
Bewerkbaarheid: Goed. Er is een merkbaar verschil in bewerken van het zachte vroeghout en het harde laathout. Gevingerlast/gelamineerd/gerepareerd robinia voor kozijnen kan vrij goed worden bewerkt, vanwege de reparaties hierin is transparante afwerking niet mogelijk. Robinia laat zich goed draaien en polijsten. Houtstof van vers robinia kan de slijmvliezen irriteren van daarvoor gevoelige personen.
Spijkeren en schroeven: Voorboren aanbevolen. Vanwege het hoge looistofgehalte in robinia (tot 26%) wordt voor duurzaam werk in buitentoepassingen rvs-verbindingsmateriaal aanbevolen. Bij ijzer in contact met robinia ontstaat blauwzwarte verkleuring en in contact met koper of messing lichtbruine verkleuring.
Lijmen: Goed.
Buigen: Zeer goed.
Oppervlakafwerking: Goed, maar beitsen kan problemen opleveren.
Duurzaamheid: Schimmels 1-2. Termieten D. Robinia staat bekend als één van de duurzaamste houtsoorten van Europa. Het heeft een zeer hoge weerstand tegen aantasting door insecten.
Sterkteklasse: Robinia is bij een beperkte proef in 2000, volgens NEN 5498:1997 ingedeeld in sterkteklasse K30. De bij robinia behorende visuele sorteercriteria betreffen het kwastaandeel van ten hoogste 0,3 en het draadverloop van ten hoogste 1:10. Zie voor de overige toelaatbare onvolkomenheden bij de toepassingscategorieën de Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 5493; 1999, Kwaliteitsrichtlijnen voor loofhout in waterbouwkundige werken. De verwachting is dat bij een groter aantal proeven indeling in een hogere sterkteklasse haalbaar is.
Impregneerbaarheid: Kernhout 4. Spint 1.
Bijzonderheden: De Robinia wordt ten onrechte acacia genoemd. Echte acacia\’s, hoewel van dezelfde botanische familie Leguminosae (Mimosaceae), groeien voornamelijk in de tropen en subtropen. Robinia is het duurzaamste hout dat in ons klimaat groeit. Het is daarom jammer dat het slechts in relatief geringe hoeveelheden en in kleine afmetingen wordt aangeboden, zodat het algemeen toepassen ervan niet mogelijk is. Robinia zou anders een goed alternatief zijn voor bepaalde duurzame tropische houtsoorten. In Noord-Amerika wordt robinia weinig gebruikt, doordat vrijwel alle bomen zijn aangetast door de Robiniaboorderkever. Deze gaat zo grondig vernielend te werk dat zelden bomen met foutvrij hout wordt aangetroffen. Boorderresistente variëteiten worden ontwikkeld. Robinia in contact met cement of beton zal het uitharden hiervan vertragen.
Toepassingen: Constructiehout, gelamineerde liggers, gelamineerde kozijnen, gelamineerde wisseldwarsliggers, carrosseriebouw, waterbouw (brugonderdelen, damwand, beschoeiingen), land- en tuinbouw (fruitboompalen, afrasteringspalen, wijnstokken), wijnvaten, tuin- en straatmeubilair, vlonders, deuvels, wagenbomen, spaken, velgen, laddersporten, sjoelbakschijven, tandwielen, rongen en naven in de molenbouw, trommelstokken, kammen, oliepersen, gereedschapsstelen, slaglatten, draaiwerk, binnenbetimmeringen, meubelen, parket. In oude Engelse meubelen werd robinia toegepast dat dat men toen fraaier vond dan satijnhout. Blootstelling aan licht en lucht verdiept de kleur. Verder voor spaanplaat, board en emballage.
Kwaliteitseisen: Robinia is genoemd in de KVT\’95, Kwaliteit van houten gevelelementen. Dit betekent dat met robinia kozijnen met KOMO-productcertificaat kunnen worden vervaardigd. Robinia voldoet aan de eisen genoemd in de beoordelingsrichtlijn (BRL) 2908/01, Houten deuvels.
TAXUS
Andere namen: Eibe, Taxus (Duitsland), yew (Groot-Brittannië), if (Frankrijk), tasso (Italië), iba,
Botanische naam: Taxus baccata L., Taxus spec. div..
Familie: Taxaceae.
Groeigebied: Europa, Klein-Azië, Noord-Afrika en aan de westkust van Noord-Amerika.
Boombeschrijving: Hoogte 12-15(-20) m. Diameter gemiddeld 0,5(-1,3) m. De meestal onregelmatig gevormde stam is maximaal 6 m takvrij. Taxus kan zeer oud worden.
Aanvoer: Zaaghout en fineer.
Houtbeschrijving: De kleur van het kernhout is oranjebruin tot donker paarsbruin. Het geelwitte spint is smal en duidelijk te onderscheiden van het kernhout. De groeiringen zijn zeer smal, opvallend door het brede donkergekleurde najaarshout. Taxus is zeer decoratief en behoort tot de zwaarste naaldhoutsoorten. Oude bomen kunnen fraai wortelhout leveren met een oranjegele kleur met bruinrode aderen.
Houtsoort: naaldhout
Draad: Recht.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (600-)650- 690-800(-900) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 950-1120 kg/m3.
Werken: Gering.
Drogen: Matig snel. Aanwezige scheuren gaan openstaan, maar vervorming is te verwaarlozen.
Bewerkbaarheid: Rechtdradig hout laat zich zonder problemen glad afwerken. Bij kruisdraad of golvende draad wordt bij het schaven een snijhoek van 15° of minder aanbevolen om een glad oppervlak te verkrijgen. Taxus laat zich zowel met handgereedschap als machinaal matig goed bewerken. Taxus laat zich uitstekend draaien.
Spijkeren en schroeven: Voorboren wordt aanbevolen.
Lijmen: Goed, maar voorzichtigheid is geboden vanwege de in taxus aanwezige olie.
Buigen: Goed. Eén van de best te buigen naaldhoutsoorten.
Oppervlakafwerking: Goed.
Duurzaamheid: Kernhout Schimmels 2. Spint Hylotrupes G. Anobium G.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 3. Spint 2.
Bijzonderheden: Verse takken, naalden en zaden zijn giftig voor mens en huisdier.
Toepassingen: Door de geringe aanvoer wordt taxus voornamelijk gebruikt voor luxe-voorwerpen, draaiwerk en decoratieve toepassingen. Van taxus kan fraai fineer worden gesneden dat voor meubelen wordt gebruikt. Verder voor pijpekoppen, wandelstokken enz. Taxus was vroeger dé houtsoort om schuttersbogen van te maken.
Kwaliteitseisen:
VUREN
Andere namen: Archangel, Duits, Fins, Inlands, Middeneuropees, Noors, Onega, Oostenrijks, Russisch, Zweeds vuren, gewone spar, fijnspar (Nederland), epicéa, vuren (België), Fichte, Rottanne, Haselfichte (Duitsland), kuusi (Finland), epicéa, sapin blanc (Frankrijk), european spruce, whitewood, white deal (Groot-Brittannië), abete rosso, picea (Italië), omorika (Joegoslavië), gran (Scandinavië).
Botanische naam: Picea abies (L.) Karst (= P. excelsa L.)., P. spec.div..
Familie: Pinaceae.
Groeigebied: Europa, Noord-Azië.
Boombeschrijving: Hoogte gemiddeld 35 m. De rechte cilindervormige takvrije stam is ongeveer 20 m lang en heeft een diameter van 0,6-1,2(-1,8) m. De naam van de boom, in Nederland fijnspar genaamd, wijkt duidelijk af van de naam van het hout. De fijnspar is een bekende boom vanwege het feit dat de jonge bomen als kerstboom worden gebruikt. In het Roemeense Karpatengebergte worden boomhoogten van 60 m bereikt, waarbij de doorsnede 1,8 m kan zijn.
Aanvoer: Gekantrecht. Doordat vuren in Nederland en andere landen een belangrijke, veel aangevoerde houtsoort voor de bouw is, zijn, behalve voor rondhout, de handelsafmetingen voor het uit Noord- en Midden-Europa geïmporteerde hout genormaliseerd. In het Midden-Europees vuren bevindt zich meestal een klein percentage dennen (Abies alba Mill.). Inlands vuren wordt voornamelijk als rondhout en gekantrecht hout op de markt gebracht.
Houtbeschrijving: Er is geen kleurverschil tussen kernhout en spint. Bij pas geschaafd hout is de kleur bijna wit tot bleek geelbruin, na langdurige blootstelling aan licht en lucht wordt het geelbruin. Evenals de andere naaldhoutsoorten uit de gematigde luchtstreken vertoont vuren een duidelijk kleurverschil tussen het lichte vroeghout en het donkerdere laathout. Op kwartiers gezaagd hout geeft dit een streeptekening en op dosse gezaagd hout een vlamtekening te zien. Vuren is harshoudend, maar de opvallende harsgeur zoals die bij grenen voorkomt, ontbreekt. In vuren komen zogenaamde harszakken voor, ruimtes in het hout gevuld met hars, dat na openzagen eruit kan lopen. Soms worden in vuren smalle donkerder (rood) gekleurde banen aangetroffen. Dit komt door de aanwezigheid van drukhout (reactiehout), dat als een natuurlijk gebrek moet worden gezien. Vuren met drukhout is brosser en heeft een grotere krimp (vooral lengtekrimp) dan normaal hout. Vuren komt voor in zeer uiteenlopende groeigebieden met zeer verschillende klimatologische omstandigheden. Als gevolg hiervan treedt er een grote variatie op in groeiringbreedte, volumieke massa, fijnheid van de cellen en aantal en grootte van de kwasten. Op uiterlijke kenmerken zijn vuren en dennen moeilijk van elkaar te onderscheiden. De structuur van dennen is meestal wat grover dan van het Noord-Europese vuren. In tegenstelling tot het geslacht Picea (vuren) bevat het geslacht Abies (dennen) geen harsgangen. Harsgangen zijn op een met een scherp mes aangesneden kops vlak met een 10x vergrotende loep goed waarneembaar.
Houtsoort: naaldhout
Draad: Recht.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: (300-)460 (-620) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 520-1100 kg/m3. De volumieke massa is sterk afhankelijk van de groeiomstandigheden.
Werken: Middelmatig.
Drogen: Snel, waarbij drukhout of schuin draadverloop, dat altijd wel enigszins aanwezig is, krom- of scheluwtrekken kan veroorzaken. Zorgvuldige stapeling kan dit tegengaan. Vers gezaagd hout dient direct na het zagen op latten te worden gezet om verkleuring door aantasting van blauwschimmel te voorkomen. Bij versneld drogen van vuren wordt meestal niet hoger dan 50-55 °C gegaan om de kleur van het hout blank te houden en om vervorming en scheurvorming van vooral dikker hout tegen te gaan. Een nadeel van het drogen van dun vuren bij temperaturen van 70 °C of hoger is de toename van het aantal losse kwasten. Van deze zeer harde losse kwasten blijven bij het schaven soms stukjes in het beitelblok zitten, waardoor diepe groeven in het hout kunnen ontstaan.
Bewerkbaarheid: Vuren laat zich zowel met de hand als machinaal vrij gemakkelijk bewerken. Vooral de groeiringbreedte en de grootte en het aantal kwasten hebben een grote invloed op de bewerkbaarheid. Vooral vuren met smalle groeiringen laat zich goed bewerken.
Spijkeren en schroeven: Goed.
Lijmen: Goed.
Buigen: Niet bekend.
Oppervlakafwerking: Goed. Met uitzondering van afwerkmiddelen op polyesterbasis waarbij de filmvorming en droging kunnen worden gehinderd bij de aanwezige harszakken.
Duurzaamheid: Kernhout Schimmels 4. Hylotrupes G. Anobium G. Termieten G. Spint In tegenstelling tot andere houtsoorten wordt vurenspint na droging beschouwd gelijkwaardig (duurzaamheid en andere eigenschappen) te zijn aan kernhout voor de meeste toepassingen.
Sterkteklasse: Vuren is volgens NEN 5498 ingedeeld in sterkteklasse: – K17 (kwaliteitsklasse C, KVH 2000). – K24 (kwaliteitsklasse A/B, KVH 2000).
Impregneerbaarheid: Kernhout 3-4. Spint 3v. Er zijn echter technieken ontwikkeld die, voor bepaalde toepassingen, toch een goed resultaat geven.
Bijzonderheden: In Noord-Amerika komen een aantal Picea- soorten (spruce) voor, waarvan sitka spruce apart wordt beschreven. Andere Picea-soorten worden gemengd met andere soorten aangevoerd. Zie de spruce-pine-fir-beschrijving. De eigenschappen van deze verwante soorten komen grotendeels overeen met met die van Europees vuren.
Toepassingen: Vuren kan voor heel veel doeleinden worden toegepast. De variatie in kwaliteit is bij deze houtsoort groot en daarom zal de kwaliteit in de regel het gebruiksdoel bepalen. Gezien de natuurlijke duurzaamheid van vuren zal voor bepaalde toepassingen een behandeling met een verduurzamingsmiddel de gebruiksduur aanzienlijk kunnen verlengen. Gebruik in de bouw voor dragende constructies (al of niet gelamineerd) kozijnen, puien, ramen, deuren, trappen, vloeren, binnen- en buitenbetimmeringen, balkhout, kasten, kastplanken, lijstwerk, bekistingen, schuren, heipalen enz. Voor emballagedoeleinden worden grote hoeveelheden vuren (mede omdat het geen geur verspreidt) voor pallet-, kisten- en krattenfabricage, vaten en houtwol gebruikt. Andere toepassingen zijn goedkope meubelen, boompalen, hekpalen, spaanplaat, triplex enz. Vurenhout is de belangrijkste grondstof voor de bereiding van krantenpapier en cellulose. Bijzonder mooi is het langzaam en gelijkmatig gegroeide klankbodemhout voor muziekinstrumenten (het zogenaamde Resonanzholz (resonantiehout) dat afkomstig is uit de Karpaten, de Alpen, Bohemen en Bosnië.
Kwaliteitseisen: Voor vuren is in 1998 en 2000 een Nederlandse norm verschenen in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000), NEN 5466 Houtsoort Europees vuren, Europees grenen en Europees lariks. Europees vuren (met bijmenging van dennen, = Abies spec.), wordt genoemd in de in 1983 verschenen Nederlandse norm in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 1980), NEN 5491 Heipalen – Europees naaldhout. Europees vuren (met bijmenging van dennen, =Abies spec.), wordt genoemd in de in 1985 verschenen Nederlandse norm in de serie Kwaliteitseisen voor hout (KVH 1980), NEN 5492 Rondhoutpalen (van Europees naaldhout). Vuren is genoemd in de KVT\’95, Kwaliteit van houten gevelelementen. Dit betekent dat met vuren kozijnen met KOMO-productcertificaat kunnen worden vervaardigd. Vuren wordt genoemd in de beoordelingsrichtlijnen (BRL): – BRL 0601 Houtverduurzaming onder vacuum en druk. Betreft de impregneerbaarheid van de houtsoort. – BRL 1701 Gelijmde dragende houten bouwconstructies. – BRL 1704 Gevingerlast hout en verlengd plaatmateriaal. – BRL 2301 Naaldhout. – BRL 2351 Mestbassins van hout. – BRL 2902 Gelamineerd hout voor niet-dragende toepassingen. – BRL 2905 Gezaagd Europees naaldhout voor waterbouwkundige toepassingen. – BRL 9021 Houten buitenbergingen.
WILGEN
Andere namen: 1. willow, white willow, common willow (Groot-Brittannië), saule (Frankrijk), Silber-weide, Weide (Duitsland). 2. cricketbat-wilgen (Nederland), blue willow, cricket-bat willow, close-bark willow (Groot-Brittannië).
Botanische naam: 1. Salix alba L., S. spec. div.. 2. Salix alba L. subsp. caerulea (SM.) Rech. f. (= S. alba var. calva G. Mey.).
Familie: Salicaceae.
Groeigebied: Europa, Azië met gematigd klimaat, Noord-Afrika en aangeplant in geschikte klimaten.
Boombeschrijving: Maximumhoogte ongeveer 21-27 m. Bij natuurlijke groei is de takvrije stam 5-8 m lang met een diameter van 0,9-1,2 m, maar de bomen worden vaak geknot op 2-2,5 m hoogte of als hakhout elke 3-5 jaar bij de grond afgezaagd of gehakt. Bomen voor de fabricage van cricketbats worden geveld als de stamdiameter ongeveer 0,5 m is.
Aanvoer: Vezelhout, zaaghout.
Houtbeschrijving: De kwaliteit van het hout is zeer afhankelijk van de groeiomstandigheden. Wilgen komt in bouw en eigenschappen zeer overeen met populieren. Het lichtbruine tot rozebruine kernhout steekt weinig af tegen het vrijwel witte spint waarvan de breedte varieert, afhankelijk van de soort en de groeiomstandigheden.
Houtsoort: loofhout
Draad: Recht of iets kruisdradig.
Nerf: Fijn.
Volumieke massa: 1. (320-)450 (-550) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 700-970 kg/m3. 2. 340-420 kg/m3 bij 12% vochtgehalte.
Werken: Zou gering zijn.
Drogen: Het hout droogt snel, maar er kunnen vochtige plekken in het hout achterblijven. Bij het meten van het vochtgehalte moet hier speciaal op worden gelet om een gelijkmatig vochtgehalte te waarborgen.
Bewerkbaarheid: Goed. Voor een glad oppervlak is scherp gereedschap noodzakelijk.
Spijkeren en schroeven: Goed.
Lijmen: Goed.
Buigen: Slecht.
Oppervlakafwerking: Matig.
Duurzaamheid: Schimmels 5.
Sterkteklasse:
Impregneerbaarheid: Kernhout 3.
Bijzonderheden:
Toepassingen: Wilgen is de beste houtsoort voor klompen. Verder wordt het gebruikt voor gereedschapsstelen, zeefranden, speelgoed, fruitmandjes en daar waar populierenhout kan worden toegepast. Van de twijgen (wilgentenen) worden onder andere manden gevlochten. Voor cricketbats gebruikt men een speciale soort, Salix alba var. calva G.F.W. Mayer, die onder goede omstandigheden zeer snel groeit en dan een voor cricketbats ideaal rechtdradig, licht hout levert.
Kwaliteitseisen: